Eerst een thuis

‘Eerst een thuis’, dat is het motto van de aanpak dak- en thuislozen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een mooi uitgangspunt, maar de praktijk blijkt weerbarstiger. EU-burgers die in Nederland hebben gewerkt, hebben volgens Europese regelgeving recht op opvang als zij dakloos raken. Ik heb gemerkt dat in veel gemeenten dit nog geen staande praktijk is. Hierdoor worden kwetsbare mensen onterecht de deur gewezen. Daarover stelde ik de bijgevoegde vragen aan de staatssecretaris van Ooijen, aan de hand van het artikel ‘EU-Burgers zonder (t)huis: De Aanpak van Dakloosheid en de Staat van EU-Burgerschap in Nederland’ van Dion Kramer, assistent professor aan de Universiteit van Amsterdam.

De antwoorden van de staatssecretaris vind ik onbevredigend.

De staatssecretaris erkent dat EU-burgers met een arbeidsverleden minimaal een halfjaar de werknemersstatus behouden en dus recht op gelijke behandeling hebben, en dat dit bij burgers die langer dan een jaar aaneengesloten hebben gewerkt zelfs voor onbepaalde tijd het geval is zolang zij ingeschreven zijn bij het UWV en beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. De staatssecretaris concludeert dat gemeenten eigenstandig kunnen vaststellen dat een EU-burger rechtmatig verblijf heeft. En derhalve mogelijk recht op voorzieningen, zonder dat hier een besluit van de IND voor nodig is.

De staatssecretaris erkent ook het uitgangspunt van gelijke behandeling, en dat gemeenten verplicht zijn om opvang aan te bieden aan EU-burgers die een werknemersstatus hebben. Hij erkent dat EU-burgers in veel gevallen recht hebben op een opvangplek, maar dat gemeenten en maatschappelijke partners moeilijkheden ervaren bij het vaststellen van de werknemersstatus. Het is mooi dat daar een rechtentool voor wordt ontwikkeld, maar ik zou graag een wat meer proactieve houding van deze staatssecretaris zien. Nu zijn er in zes gemeenten specifieke (kortdurende) opvangplekken voor EU-burgers met een arbeidsverleden die met gerichte inzet terug te leiden zijn naar werk of naar het land van herkomst. Het lijkt mij nodig om dit te continueren voor alle gemeenten die hiermee te maken hebben. Want de nachten worden steeds kouder en mensen worden nu dus dikwijls onterecht weggestuurd bij de opvang. Daarom zal ik vervolgvragen indienen, en vragen of de staatssecretaris met gemeenten en maatschappelijke partners in gesprek kan om hier actie op te ondernemen en dit beter te monitoren.